Press "Enter" to skip to content

Margaretha Roosenboom

ROOSENBOOM, Margaretha Cornelia Johanna Wilhelmina (geb. Voorburg 24-10-1843 – gest. Voorburg 26-12-1896), schilderes van bloemen- en fruitstillevens. Dochter van Nicolaas Johannes Roosenboom (1805-1880), landschapsschilder, en Maria Cornelia Margaretha Schelfhout (1811-vóór 1880). Margaretha Roosenboom trouwde in 1892 in Voorburg metJohannes Gijsbertus Vogel (1828-1915), kunstschilder. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Margaretha Roosenboom werd geboren in Den Haag, in een kunstenaarsgezin met vier kinderen. Zij had één oudere zus en twee jongere broers: Maria Cornelia Margaretha (geb. 1836?), Albertus Nicolaus (1848-?) en Wilhelmus Johannes Adriaan (1851-?). Een groot deel van haar jeugd bracht zij door in Brussel, waar het gezin vóór 1859 naartoe was verhuisd. Daar leerde ze de beginselen van de schilderkunst van haar vader, een bekend landschapsschilder. In 1867 keerde Margaretha Roosenboom terug naar Den Haag om bij haar grootvader van moeders kant, de landschapsschilder Andreas Schelfhout (1781-1870), het aquarelleren te leren. Ze woonde bij hem in. Tussen 1870 en 1887 woonde zij waarschijnlijk zelfstandig op diverse adressen in Den Haag en in 1887 ging ze naar Hilversum, waar ze bij haar nicht Maria Henriëtta Catharina van Wielik en haar man introk. Met hen verhuisde ze drie jaar later naar Voorburg. In 1892 overleed Maria, en nog datzelfde jaar trouwde de inmiddels 49-jarige Margaretha Roosenboom met Maria’s weduwnaar, de landschapsschilder Johannes Gijsbertus Vogel, oud-leerling van Schelfhout.

Stillevenschilderes

Margaretha Roosenboom specialiseerde zich in het schilderen en aquarelleren van bloemen- en fruitstillevens. Al op haar zestiende – in 1859 – was haar werk te zien bij de Haagse kunstenaarsvereniging Pulchri Studio, waarvan ze pas vanaf 1878 lid was. In 1869 was ze al wel ‘buitenlid’ van het Amsterdamse Arti et Amicitiae. Margaretha exposeerde regelmatig op de tentoonstellingen van beide verenigingen. Ook exposeerde ze op de tentoonstellingen van Levende Meesters en stuurde zij haar werk naar tal van exposities in het buitenland, waaronder München, Wenen, Parijs, Londen, Atlanta en Chicago. Wellicht was het met het oog op het buitenland dat zij haar werk op zijn Frans met ‘Marguerite’ signeerde.

Het werk van Margaretha Roosenboom is veel bekroond. Zo kreeg zij een gouden medaille op de Wereldtentoonstellingen van Wenen (1873) en Chicago (1893), en op een tentoonstelling in Atlanta (1895). Zowel musea als kunsthandelaren kochten haar werk, dat als typische salonkunst werd beschouwd.

De stillevens van Margaretha Roosenboom waren in haar tijd vernieuwend. Ze brak met de zeventiende-eeuwse traditie van het pronkstilleven met zijn nauwkeurig gerangschikte bloemen van verschillende soorten. In plaats daarvan koos zij één soort bloemen als hoofdmotief en gaf deze in een losse penseelstreek op een natuurlijke manier weer. Ze besteedde veel aandacht aan kleur. Bij voorkeur schilderde ze grote lichtgetinte bloemen als rozen en rododendrons tegen een donkere achtergrond. Deze toen vooruitstrevende schilderstijl gold aan het einde van haar carrière alweer als gedateerd. Kunstcritici vonden dat zij in herhaling viel. Toch twijfelden ze nauwelijks aan de kwaliteit van haar werk en sommige waardeerden het juist dat ze haar eigen stijl trouw bleef: ‘Afwijking van uw manier van voelen en doen is te-rug-gang’, aldus een recensent (RKD persdocumentatie, 1-7-1888).

Margaretha Roosenboom heeft veel vrouwelijke leerlingen gehad, maar geen van hen heeft haar voorbij weten te streven. Slechts Hogendorp-’s Jacob en Cornelia Schouten hebben een zekere bekendheid als schilderes verworven. Ze was als docente ‘geëerd en bemind’ door haar leerlingen en gebruikte vooral woorden om hen te inspireren: ‘Nooit deed zij in het werk van hare élèves een enkele penseelstreek’ (Haaxman, 5). De overeenkomsten tussen Roosenbooms werk en dat van haar leerlingen zijn niettemin opvallend. Zowel in onderwerp als stijl hebben die haar trouw gevolgd.

Margaretha Roosenboom overleed op 53-jarige leeftijd in haar geboorteplaats Voorburg aan de gevolgen van een ongelukkige val. Na haar dood is ze in de vergetelheid geraakt. Toch is er de laatste jaren weer enige belangstelling voor haar werk; in de kunsthandel zijn haar stillevens zeer geliefd.

Werk

Werk van Roosenboom is te vinden in de collecties van het Rijksmuseum (Amsterdam), Museum Mesdag (Den Haag), Museum voor Moderne Kunst (Arnhem), Museum Boymans van Beuningen (Rotterdam) en Centraal Museum (Utrecht).

Literatuur

  • P.A. Haaxman, Catalogus der tentoonstelling van schilderijen van wijlen mevr. Margaretha Vogel-Roosenboom en den heer J.G. Vogel in de kunstzaal van den heer Biesing, Molenstraat 65A & 67 (Den Haag 1898).
  • A. Oele, M. van Rijsingen en H. van den Donk, Bloemen uit de kelder. Negen kunstenaressen rond de eeuwwisseling (Zwolle 1989).
  • Richard Bionda e.a. red., De schilders van Tachtig. Nederlandse schilderkunst 1880-1895 (Zwolle 1991).
  • Ingrid Glorie, Juffers en Joffers. Een eerbewijs aan vrouwen in de schilderkunst (Alkmaar 2000).

Illustratie

  • Portretfoto, uit: Oele e.a., Bloemen uit de kelder.
  • ‘Stilleven van rozen op een stenen plint’, gesigneerd ‘Marguerite Roosenboom.’, olieverf op paneel. Veiling Christie’s Amsterdam, 17-10-2007.


Auteur: Frouke van Dijke

© DVN, een project van ING en OGC (UU). Bronvermelding: Dijke Frouke van, Roosenboom, Margaretha Cornelia Johanna Wilhelmina, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/DVN/lemmata/data/Roosenboom [10/08/2010]

//