Press "Enter" to skip to content

Maurits Escher

Maurits Cornelis Escher werd op 17 juni 1898 geboren in Leeuwarden.  Hij was de jongste zoon van het gezin.
In 1903 verhuisden ze naar Arnhem. Daar ging de 5 jarige Escher naar de  basisschool.
Op zijn veertiende kwam hij op de HBS in Arnhem. De tijd op die school was een nachtmerrie. Bijna alles ging verkeerd, maar twee uur tekenen per week hield hem op  de been. Hij maakte toen al linosneden samen met zijn vriend Kist, de latere kinderrechter mr. B. Kist. Zijn eerste grafische werk was dan ook in 1916 en in 1917 verhuisde hij naar Oosterbeek.
Hij doubleerde tweemaal en zakte voor het eindexamen met veel vijven, enige zessen en een zeven voor tekenen.
Zijn tekenleraar, F.W. van der Haagen zou dit waarschijnlijk erger gevonden hebben dan Escher zelf.  Vader Escher vond dat zijn zoon maar een architectenopleiding moest gaan doen.
Dus zo in 1919 ging Escher naar Haarlem om aan de school voor bouwkunde en sierend kunsten gevormd te worden; dit onderleiding van architect Vorrink Samuel.  Jesserun de Mesquit gaf de aankomende architecten les in grafische technieken.
Na enige dagen werd duidelijk dat de aanleg van de jonge student meer in de richting van de sierende kunst lag. Met goedkeuring van zijn vader (die overigens hiermee elke
toekomstmogelijkheid voor zijn zoon geblokkeerd zag) schakelde hij dan ook over en werd de Mesquita zijn belangrijkste leraar. Hij werkte niet slecht, maar een echte arties. Nee, dat beslist niet. Het officiele oordeel van de school luidde: hij is te vasthouden, te literair wijsgerig, te weinig een jonge man van stemmingen en bevlieging, te weinig artiest.
Na twee jaar, in 1922, verliet Escher de school.
Tot 1944 (toen de Mesquita met vrouw en zijn zoon door de Duitsers werd weggevoerd  en vermoordt) hield Escher contact met zijn oude leermeester. Hij stuurde zo nu en dan afdrukken van zijn laatste werk. In het voorjaar van 1922 trok Escher met zijn twee Hollandse vrienden naar Midden-Italie. Hierna ging hij op een vrachtboot (van fam. van der Stolk) naar Spanje.
Na ko rt verblijf in Spanje stapte hij in Cadiz op een vrachtboot naar Genua. Hij bracht de winter en lente van 1922-1923 door in een pension in Siena. Daar maakte hij een zelfportret. Na een tijd daar maakte hij weer een reis naar Italië, omdat hij erg veel van
het landschap hield en maakte een kleurenschets van Amalfi, Zuid-Italië. Op 1 van zijn reizen ontmoette Escher een Zwitsers meisje, Jetta Ulmiker, het meisje waar hij in 1924 mee trouwde.
Toen het huwelijk voltrokken werd in de sacristie en het stadhuis van viareggio was de familie van Escher overgekomen uit Holland. De ouders van Jetta vestigden zich in Rome en het jonge paar ging mee. Toen in 1926 hun eerste zoon George geboren werd, verhuisden ze naar een grotere woning, waar
ze op de derde verdieping woonden.
Tot 1935 voelde Escher zich thuis in Italië. Maar toen George negen jaar was en op school gedwongen werd het Balilla-uniformpje te dragen, besloot de familie Italië te
verlaten. Ze emigreerden naar Zwitserland en gingen wonen in Chateau Oex.  Dit verblijf was maar voor korte duur. Escher vond het er maar niks. Het landschap  deed hem totaal niets. Escher verlangde naar de zee terug en maakte een zeereis  met zijn vrouw in 1936 naar Spanje langs de Italiaanse en Franse kust; uitvoerige bestudering van de Moorse Mozaïeken in het Alhamra te Granada en de Mezquita te Cordoba. Deze reis betaalde hij met de prenten die hij in de winter van 1936/1937 gemaakt had. Het keerpunt in Eschers werk: van landschappen naar beeldgedachten.  In die tijd was Escher nog vrijwel onbekend. Hij hield enkele kleine tentoonstellingen.
Hij verkocht bijna geen werk en financieel was hij erg afhankelijk van zijn ouders. In 1937 verhuisde het gezin naar Ukkel bij Brussel in Belgie. Er dreigde oorlog uit te breken en Escher wilde dichter bij zijn vaderland zijn. Nederland en België werden
bezet door de vijand. Vele Belgen vluchten naar Zuid-Frankrijk.
In januari 1941 verhuisde Escher naar Baarn in Nederland. De keuze van Baarn werd voornamelijk bepaald door de goede naam van het Lyceum aldaar. In Nederland, met het niet uitermate vriendelijke klimaat, groeide in stilte het rijkste werk van de kunstenaar. Uiterlijk waren er geen belangrijke gebeurtenissen of veranderingen meer. George,  Arthur en Jan groeiden op, studeerden en vonden hun weg in de wereld. Met de  regelmaat van de klok kwamen echter nieuwe prenten klaar. Maar pas nu verkocht hij 89 prenten voor circa 5000 gulden. In 1954 verkocht hij 338 prenten voor circa 16ooo gulden. Nu werd hij dus pas bekend, niet met landschappen, maar met grafische  kunst.
Alleen in 1962, toen hij ziek was en twee zware operaties onderging, lag de productie stil.
In 1969, vlak voor een tweede operatie, maakte hij nog een bijzonder fraaie en boeiende prent: Ringslangen, en het lijkt of hij nog niets aan kracht had ingeboet; een  houtsnede die nog steeds een vaste hand en een scherpe blik verraadt. In 1970
verhuisde Escher naar de Rosa-Spier-Stichting in Laren, een tehuis waar bejaarde kunstenaars hun eigen atelier hadden en bovendien van de verzorging genoten. Daar stierf hij op 27 maart 1972.

Escher had een sterke voorkeur voor technieken waarbij men met een zwart vlak begint en zwart weghaalt. Escher gebruikte dan ook houtsnede, houtgravure, lithografie en (in mindere mate) mezzotint. Tijdens zijn HVS-opleiding maakte hij ook enkele lino’s.

Escher erfde van Jessurun de Mesquita een voorliefde voor houtsnede op langs hout, maar later (vanaf 1931) gebruikt Escher ook houtgravure (op kops hout), omdat men hiermee gedetailleerder kan werken. Houtsnede zou echter voor Escher een veelgebruikte techniek blijven.

In 1929 maakte Escher zijn eerste lithografie. Met lithografie kan men ook grijstinten gebruiken, maar het contrast is beperkt. In 1946 waagt Escher zich dan ook aan mezzotint, ook wel ‘zwarte kunst’ genoemd, omdat hiermee sterker contrast mogelijk is. Mezzotint vergde echter te veel geduld, en Escher zou in totaal slechts zeven mezzotinten maken.

Escher, M.C. – Het oneindige. M.C. Escher over eigen werk. Met een bijdrage van J.W. Vermeulen. Amsterdam, Meulenhoff/Landshoff, 1986. Wrappers, 21 x 16 cm., 176 pp. text with (col.) ills.

Escher, M.C. – Locher, J.L. a.o. Leven en werk van M.C. Escher. Met een volledige geïllustreerde catalogus van zijn werk. Amsterdam, Meulenhoff, 1981. Cloth, wrappers, 31 x 25 cm., 352 pp. text with (col.) ills.

Escher, M.C. – Vermeulen, Jan Willem Maurits C. Escher een eigenzinnig talent. Kampen, Kok Lyra, 1995. Cloth, wrappers, 27,5 x 21 cm., 240 pp. text with (col.) ills.

//