Barend Cornelis, 1803 geboren te Middelburg in Zeeland, geldt als de belangrijkste representant van de Nederlandse romantiek.
Gedurende een deel van zijn Middelburgse periode [voor 1822] was Barend Cornelis een leerling van de plaatselijke tekenacademie waar hij onderwijs van Abraham Krayestein genoot, die hem met het tekenen van lanschappen vertrouwd heeft gemaakt. Tevens kreeg hij les van zijn vader Johannes Hermanus Koekkoek (Veere 1778-1851 Amsterdam), die een bekwame marineschilder was. Al vanaf zijn zeventiende levensjaar nam B.C. Koekkoek aan tentoonstellingen deel. Koekkoeks allereerste tekeningen vertolken het vredige Zeeuwse landschap.
Met behulp van koninklijke ondersteuning kon de jonge Barend Cornelis het zich veroorloven om de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam te bezoeken. De student kopieerde schilderijen van oude meesters en slaagde er geleidelijk aan in om zijn werken eigenhandig met figuren te stofferen. Barends vroegste geschilderde landschappen ontstonden in 1823.
Na een verblijf in het Gooi [1826-1827] vertoefde hij in 1828 in Beek, bij Nijmegen. Het aanwezige ongerepte heuvelachtige „on-Hollandse landschap“ aldaar intrigeerde hem enorm.
Zelfs in zo’n hevige mate dat hij in 1834 Holland verliet en zich in Kleef vestigde. De contreien van deze oude hertogstad bestaan uit glooiende heuvels, het imponerende Rijkswoud met zijn voormalige monumentale eiken en het uitgestrekte Rijnlandschap. Ze zullen ongetwijfeld aan Koekkoeks fascinatie voor de ongerept- en grootsheid van het landschap hebben bijgedragen.
Zijn fijn uitgewerkte schilderijen, tekeningen en litho’s zijn van een bijna ongeëvenaarde klasse en hebben bos-, berg-, en panoramische Rijnlandschappen met zwaar geboomte als onderwerp. De zeer verfijnd gestoffeerde en meestal in helder koloriet uitgevoerde geschilderde landschappen heeft hij aan de hand van studieschetsen en herinneringen uit zijn geheugen met een gladde penseelvoering geconstrueerd.
Ze bezitten doorgaans een subtiele lichtval en dieptewerking en vormen sublieme getuigen van „moeder Natuur“. B.C. Koekkoeks landschappen sluiten nauw aan bij de Hollandse landschapschilderkunst van de roemrijke zeventiende eeuw, maar toch koos Koekkoek voor een verfijndere, romantiserende benadering van het landschap. Ten opzichte van Koekkoeks vroegere oeuvre werden gedurende de jaren dertig van de negentiende eeuw zijn beeldopbouw gecompliceerder en zijn stoffage rijker uitgevoerd.
In de jaren veertig was B.C. Koekkoek op het hoogtepunt van zijn roem en waren het vooral geschilderde Duitse Rijnlandschappen die zijn in 1843 gebouwde ateliertoren, de Belvédère, verlieten. Koekkoeks in 1841 te Kleef opgerichte tekenacademie en in datzelfde jaar verschenen publicatie Herinneringen en Mededeelingen van eenen Landschapschilder verschaften hem nog meer bekendheid.
Het negental tussen 1846 en 1848 in opdracht van de Hollandse koning Willem II vervaardigde Luxemburgse landschappen behoort tot de belangrijkste schilderijen uit zijn oeuvre. Typerend voor de jaren vijftig zijn de vaak overdadig aangebrachte stofferingen. Aan het einde van het jaar 1858 wordt Koekkoek ongelukkigerwijze door een beroerte getroffen, die het einde van zijn loopbaan als kunstenaar inluidde.
Op 5 april 1862 overleed Barend Cornelis in de hem zo dierbare stad Kleef. Ook in zijn vaderland Holland en ver daarbuiten treurde men om het grote verlies van dit genie der romantische landschapschilders. Koekkoeks schilder- en tekenkunst hebben vanaf het begin tot en met het einde van zijn artistieke loopbaan een indrukwekkende stilistische ontwikkeling doorgemaakt.
Het is niet voor niets dat de „prins der landschapschilders“ vele internationale prijzen en eerbetonen in de wacht sleepte en dat zijn tekeningen en schilderijen op grote schaal werden vervalst. De in het Museum B.C. Koekkoek-Huis getoonde werken verschaffen de bezoeker een representatief beeld van zijn omvangrijke en gevarieerde artistieke oeuvre.
Tekst: http://www.koekkoek-haus.de
zie ook Documentatiestichting bij Simonis en Buunk.