Press "Enter" to skip to content

Stillevens

Stillevens

De benaming stilleven komt van de Nederlander Houbraken die rond 1700 voor het eerst deze term hanteerde. Als beeldgenre omvat het stilleven de uitbeelding van een roerloos arrangement van dingen, planten, vruchten, dood wild e.d. die door de kunstenaar geordend worden volgens esthetische criteria. Schilderingen die op stillevens lijken, waren al gebruikelijk in de schilderkunst van de late oudheid. Als zelfstandig genre kon het stilleven zich pas in de late renaissance ontwikkelen. Vooral in de Nederlanden ontwikkelde zich vanaf de 17de eeuw een veelzijdig gevarieerde stillevens- schilderkunst, bijv. het bloemenstilleven (A. Bosschaert, J. Davidsz de Heem, F. Snyders), het tafelstilleven (P. Claesz, W. Claesz Heda, J. van de velde, W. Kalf), het jachtstuk alsook de stillevens van taarten en vruchten.
In Leiden ontstonden de eerste stillevens die zinnebeelden van de vergankelijkheid voorstelden, geaccentueerd door de vaak gebruikte beeldobjecten schedel en kaarsen (allegorische stillevens van het `memento mori`).
De eerste stillevens werden gekenmerkt door de interesse voor de afbeelding en de weergave van stofkwaliteiten, de late stillevens van de 18de, 19de en 20ste eeuw versterken de formele vormgeving in het middelpunt, zoals bijv. bij Cézanne de kubistische experimenten, bij matisse de kleurencomposities e.d.

In de late 16de eeuw hebben twee ontwikkelingen bijgedragen tot het ontstaan van het stilleven als zelfstandig genre. Enerzijds zijn dat de als stilleven gegroepeerde voorwerpen in genre- en historiestukken. Anderzijds was dat de toenemende belangstelling voor de natuur en kostbare voorwerpen. Daardoor ontstond een vraag naar dit soort realistische afbeeldingen.
Nog niet zolang geleden gold het stilleven als een zuiver decoratief genre. De laatste jaren is evenwel duidelijk geworden dat veel 17de- eeuwse stillevens vaak een symbolische of moraliserende betekenis hebben. Zo wijzen pronk- en vanitasstillevens de toeschouwer op de vergankelijkheid van het leven en manen tot matigheid. In de loop der tijden is deze betekenis verloren gegaan en krijgen de stillevens een decoratieve of een contemplatieve functie.

Kunstbus 2002

De bekendste voortbrengselen van dit genre zijn bloemstillevens. Daarnaast kennen we ook fruitstillevens, keukenstukken, markttaferelen, ‘banketjes’ en ‘ontbijtjes’ (uitgestalde etenswaren), ‘tabakjes’ (rookwaren), vanitasstillevens (voorwerpen met doodssymboliek), pronkstillevens en stillevens met vissen en vogels. Het verzamelwoord ‘stilleven’ kwam in gebruik rond 1650 en raakte pas later echt in zwang. De buitengewone populariteit van bloemstillevens komt deels voort uit de belangstelling voor de plantenwereld die omstreeks 1600 ontstond. Er werden veel botanische boeken uitgegeven, vaak schitterend geïllustreerd. Deze illustraties dienden veel schilders van bloemstillevens tot voorbeeld, hoewel ze ook zelf schetsen direct naar de natuur vervaardigden. De meeste geschilderde boeketten bestaan uit bloemen die bloeien in verschillende seizoenen. Er werden dus geen bestaande boeketten geschilderd, maar de kunstenaars combineerden alles wat nodig was om tot een mooi en betekenisvol schilderij te komen.

Deze geleidelijke verandering in uitvoering zien we ook bij de andere soorten stillevens. De vroege voorbeelden tonen ons bloemen, etenswaren of bepaalde voorwerpen die duidelijk zijn uitgestald, later wordt de compositie losser en geraffineerder. Ook wordt de achtergrond donker en neemt de aandacht voor lichtwerking toe.

De meeste soorten stillevens werden in de gehele zeventiende eeuw geschilderd, maar het zogenaamde pronkstilleven onstaat pas rond 1640. Pronkstillevens bevatten combinaties van allerhande luxueuze etenswaren, kostbare zilveren en porseleinen schalen en andere voorwerpen in zeer overdadige voorstellingen. Abraham van Beyeren is een van de belangrijkste exponenten van dit type schilderij.

Over het algemeen was het schilderen van stillevens voorbehouden aan echte specialisten. Jan Davidsz de Heem, Abraham Mignon en Jan van Huysum schilderden bloemstukken, Abraham van Beyeren en Willem Kalf pronkstillevens en Pieter Claesz vanitasstillevens, maar regelmatig waagden zich ook anderen hieraan.

Mauritshuis.

//