Press "Enter" to skip to content

Vlaams expressionisme

Vlaamse expressionisme, (1920 – 1930)

Belangrijkste vertegenwoordigers van het Vlaams expressionisme zijn:
Frits van den Berghe (1883-1939),
Gustave de Smet (1877-1943),
Constant Permeke (1886-1952),
Edgard Tytgat (1879-1957),
Jean Brusselmans(1884-1953).

Het Vlaamse expressionisme, ontstaan tijdens W.O.I. onder invloed van het Franse kubisme, het Italiaanse futurisme en het Duitse expressionisme. Het Vlaamse expressionisme wordt ons voornamelijk gebracht door de 2de kunstenaarsgroep van de latemse school.

Het Vlaams expressionisme in de schilderkunst kwam heel wat later dan het internationaal expressionisme. Het Vlaams expressionisme was vooral gericht op echtheid, op authenticiteit, het was geen uitgesproken expressionisme. In het Vlaams expressionisme gebruikt men meestal sombere aardkleuren in tegenstelling tot het Duitse expressionisme of het Franse fauvisme. Het Vlaams Expressionisme was een uitgesproken figuratieve en verhalende kunstuiting. Dat belette de kunstenaars echter niet om de werkelijkheid fel te vervormen. Een erfenis van het Duitse expressionisme en het Franse kubisme was dat, die De Smet en Van den Berghe hadden meegebracht na hun vlucht naar Nederland voor het geweld van W.O. I. In Vlaanderen werd die vormgeving meestal gekoppeld aan een somber palet.

Voor de oorlog werkten Permeke, De Smet, Van den Berghe en de meeste latere expressionisten in een zonnige neo-impressionistische stijl, verwant met die van Emile Claus en Théo van Rysselberghe. Ze kenden ensor, Van gogh, Cézanne, munch, de fauvisten en zelfs de kubisten, maar van al deze nieuwe ontwikkelingen vindt men slechts sporadisch een echo in hun werk.

Alleen Rik Wouters (1882-1916), werkzaam te Brussel, liet zich grondig door het nieuwe beïnvloeden. Vanaf ca. 1910 schilderde hij kleurrijke en schetsmatige portretten en interieurs in een eigen fauvistische stijl. In 1914 werd Rik Wouters als soldaat geïnterneerd in Nederland. Twee jaar later overleed hij in Amsterdam ten gevolge van een zware ziekte.

Erich Heckel verbleef tijdens de eerste wereldoorlog als hospitaalsoldaat in Vlaanderen. Hij schilderde aan de kust en in verscheidene Vlaamse steden.Hij schilderde heel direct met dunne transparante verflagen om een complexe momentindruk weer te geven.

Frits van den Berghe en Gustave de Smet verbleven tijdens de Eerste Wereldoorlog in Nederland. Daar kwamen ze in contact met de moderne Nederlandse kunst en via tijdschriften en verzamelingen ook met het Duits expressionisme, het kubisme en het futurisme. In enkele jaren ontwikkelden ze zelf een expressionistische stijl.

Constant Permeke schilderde zijn eerste expressionistische doeken tijdens zijn verblijf in Engeland, waarheen hij als gewond soldaat was overgebracht.

De volle ontplooiing van het ´Vlaams expressionisme´ vond plaats in de jaren, ´20. Permeke schilderde in deze periode in West-Vlaanderen, De Smet en Van den Berghe werkten samen in de omgeving van Gent. Toch was het vooral in Brusselse galerieën en tijdschriften dat rond hun namen promotie werd gevoerd.

Brussel was na de oorlog weer een actief kunstcentrum geworden met een grote verscheidenheid aan Europese kunst en het ´Vlaams expressionisme´ was de vlag om, binnen die context, de meeste moderne Belgische kunstenaars te lanceren.

Met gesloten en hoekige vormen, donkere kleuren en een zware verfmaterie beeldde Permeke vanaf de jaren ´20 het boerenleven uit. In tegenstelling tot de andere expressionisten maakte Permeke ook grote tekeningen. Deze zijn trefzeker en geraffineerd van lijn.

Het werk van Frits van den Berghe en Gustave de Smet evolueerde in deze periode naar een zeker classicisme. In weloverwogen composities schilderden ze de menselijke figuur in zijn landelijk of stedelijk decor, hierbij gebruik makend van verzadigde kleuren en een rijke verfmaterie.

Gustave de Smet bleef in deze classicistische richting verder werken. Terzelfder tijd kreeg het expressionistische en fantastische element bij Frits van den Berghe de bovenhand. Terwijl zijn vriend De Smet rond 1930 evolueerde naar een sfeervol realisme, geraakte Van den Berghe in de ban van het surrealisme en veranderde hij radicaal van stijl.

Het expressionisme van Edgard Tytgat en jean brusselmans kwam later tot ontwikkeling dan bij de zopas vermelde kunstenaars. Brusselmans specialiseerde zch in de vormproblematiek die bij Van den Berghe en De Smet impliciet aanwezig was. Hij behandelde gelijkaardige onderwerpen, maar deze gaven telkens aanleiding tot bijna abstracte constructivistische composities, waarbij hij de beeldelementen vrij in het vlak ordende.

Tytgat van zijn kant kende weinig vormelijke problemen en legde zich spontaan toe op het verhalende element, de satire en het sprookje. In speelse composities, heel informeel geschilderd, gaf hij een poëtische, soms ironische visie op de mens, in het bijzonder op de verhouding man-vrouw.

Na 1926 slaan de genoemde kunstenaars een eigen weg in. Gustave van de woestijne, elders werkzaam, houdt toch in een aantal werken de herinnering aan het Vlaams Expressionisme levend.

Tekst: Kunstbus.nl

//